Eén van de eerste onderzoeken bestaat uit een spermiogram. Als deze sperma-analyse meerdere malen abnormaal is, dan kan uw arts andere analyses uitvoeren, zoals een spermafunctietest of een biopsie van de teelballen. Dit deel bevat uitvoerige uitleg over de vereiste specifiekere testen.
Het sperma wordt in het laboratorium onder de microscoop beoordeeld. Verschillende aspecten van de spermatozoïden worden onderzocht:
Bij afwijkingen moet het onderzoek opnieuw worden uitgevoerd om de resultaten te bevestigen. Bij een infectieziekte (zoals koorts) tijdens de laatste drie maanden zal de controletest pas later worden uitgevoerd om de patiënt volledig te laten herstellen.
Een sperma-analyse is vaak de kans om de oorzaak van de onvruchtbaarheid van het koppel te vinden en helpt ook om de behandelopties te bepalen.
Voor een betrouwbaar resultaat moet al het sperma van het ejaculaat worden verzameld. Het staal, dat wordt verkregen via masturbatie, wordt opgevangen in een steriel potje en meteen geanalyseerd.
Als masturbatie niet mogelijk is, dan wordt er gebruik gemaakt van condooms die speciaal zijn gemaakt om een staal van het sperma op te vangen tijdens de geslachtsgemeenschap.
Voor een zo nauwkeurig mogelijk resultaat worden twee tot drie dagen onthouding aangeraden voordat het ejaculaat wordt verzameld.
Het staal wordt ter plaatse verzameld. Zoniet moet het aan het laboratorium worden afgeleverd binnen een termijn van 30 tot 45 minuten na de ejaculatie, waarbij het tijdens het vervoer op lichaamstemperatuur moet worden gehouden.
In het laboratorium kan worden getest hoe het baarmoederhalsslijm en het sperma zich ten opzichte van elkaar gedragen (SPM-test).
Tijdens een normale bevruchting hechten de spermatozoïden zich vast op de buitenste laag van de eicel en slechts één ervan zal die bevruchten. In bepaalde gevallen van mannelijke onvruchtbaarheid kan worden gezocht naar het ontoereikende vermogen van de spermatozoïden om tot bij de eicel te geraken, zich eraan vast te hechten en erin binnen te dringen.
Jammer genoeg is het momenteel onmogelijk om aan de hand van eenvoudige analyses te bepalen hoe doeltreffend deze bevruchtings- en innestelingsprocessen zijn.
Wanneer een postcoïtale test twee keer na elkaar negatief is, dan wordt er een SPM-test uitgevoerd om een defect op te sporen in het baarmoederhalsslijm of de spermatozoïde.
Deze test wordt meestal uitgevoerd bij koppels die zijn geselecteerd voor medisch begeleide voortplanting zoals IVF of ICSI, om na te gaan of de kwaliteit van het sperma voldoende is voor een IVF-proces of dat er meteen op de ICSI-behandeling moet worden overgestapt.
Aan de hand van een echografie of ultrasonografie kan worden nagegaan of er eventuele verstoppingen, blokkades of uitgroeiingen te zien zijn op de voortplantingsorganen.
De echografie kan een verstopping van de zaadleiders of een zakaderbreuk aan het licht brengen.
Er wordt een kleine ultrasone sonde tegen de balzak of in het rectum (de endeldarm) geplaatst.
Als het geëjaculeerde sperma geen spermatozoïden bevat en niets erop wijst dat de zaadleider verstopt is en als er ook geen sprake is van retrograde ejaculatie, dan wordt er een biopsie van de teelballen uitgevoerd.
Tijdens een korte chirurgische ingreep (15 tot 20 minuten) onder plaatselijke verdoving haalt de arts wat weefsel van de teelballen weg en onderzoekt hij dit onder de microscoop op de aanwezigheid van spermatozoïden. Dit onderzoek is normaal gezien pijnloos.
Na de biopsie kunnen de teelballen gedurende twee of drie dagen pijn doen en er kan ook een blauwe plek verschijnen. Geslachtsgemeenschap moet gedurende één of twee weken worden vermeden.
In bepaalde gevallen worden de spermatozoïden die zijn verkregen tijdens de biopsie ingevroren. Ze kunnen eventueel worden gebruikt voor een ICSI-behandeling (intracytoplasmatische injectie van een spermatozoïde).