In-vitrofertilisatie (IVF) is een meer ingrijpende procedure dan IUI. Het is pas na een zekere periode van onvruchtbaarheid en na een mislukte chirurgische of medicamenteuze behandeling dat IVF een optie wordt voor sommige koppels.
IVF kan sterke emotionele reacties losweken bij zowel de vrouw als de man. Hoe beter u in staat bent om u als koppel goed voor te bereiden en openhartig te praten, hoe meer kans u hebt de behandeling goed door te komen, ongeacht hoe alles afloopt.
De informatie in deze rubriek zal u meer kennis en inzicht verlenen in de opeenvolgende stadia van een IVF-behandeling. De behandelingsprocedures kunnen van centrum tot centrum verschillen. Omwille van de tijdsinvestering en de frequente verplaatsingen voor de geregelde controles volgt u best een behandeling in een nabijgelegen ziekenhuis.
U hebt uw beslissing genomen en uw naam staat geregistreerd op een wachtlijst. Alles begint met een gesprek waarbij u de gelegenheid krijgt om al uw vragen te stellen over uw behandeling en de werking van het IVF-centrum: de openingstijden, belangrijke telefoonnummers, contactpersonen in geval van nood, enz. Een verpleegkundige zal u inlichten over de werking en toedieningswijze van de verschillende geneesmiddelen. Het is belangrijk dat alles van meet af aan duidelijk is.
Er zullen misschien een aantal aanvullende onderzoeken gedaan worden bij u en uw partner: bloedafnames (controle op besmettelijke ziektes, genetische onderzoeken), sperma-analyse.
Een IVF-behandeling vereist niet enkel veel tijd, maar ook een hoge mate van flexibiliteit. Het is niet eenvoudig om het verloop en de duur van de stimulatie te voorspellen. Bijgevolg zult u nooit lang op voorhand weten wanneer de opvolgcontroles en de punctie zullen gebeuren. Het is belangrijk dat u hier rekening mee houdt tijdens de maand dat u wordt behandeld.
Uw arts heeft u geneesmiddelen voorgeschreven die aangepast zijn aan uw specifieke situatie. Wat zeker op het lijstje komt te staan, zijn de volgende medicijnen:
Een onderbroken IVF-cyclus wordt als onvolledig beschouwd en telt dus niet als 'poging' volgens de terugbetalingsregeling.
Na de injecties met gonadotrofines beginnen de follikels, met de eicellen erin, te groeien. Tijdens de volledige duur van de behandeling bestudeert de arts regelmatig de omvang van de follikels via vaginale echografieën en de hormonale waarden via bloedafnamen.
Het is van vitaal belang dat u zich precies op het aangegeven tijdstip prikt. Deze injectie dwingt de laatste groeifase van de eicel af, waarna die loskomt in de follikel. De eicellen worden 35 uur na de injectie met HCG aangeprikt (eicelpunctie).
De punctie (of het aanprikken van de eicellen) wordt onder plaatselijke of algemene verdoving uitgevoerd (afhankelijk van de beslissing die u met uw arts hebt genomen) en duurt gemiddeld een half uur (naargelang van het aantal follikels dat moet worden aangeprikt). De punctie gebeurt via de vagina: de vaginale, echografisch geleide sonde wordt met een holle naald verbonden.
Dankzij de echografisch geleide sonde kunnen de follikels geobserveerd worden en met de naald kan de aangeprikte inhoud in een buisje opgezogen worden.
Het verzamelde follikelvocht wordt naar het laboratorium overgebracht, waar een klinisch bioloog het aantal verkregen eicellen vaststelt. Dit aantal kan kleiner zijn dan aanvankelijk werd geconstateerd op basis van het aantal aangeprikte follikels. Dat kan gebeuren omdat niet alle follikels een eicel bevatten en de eicellen soms niet voldoende rijp zijn.
In welke mate patiëntes pijn of hinder ervaren als gevolg van de punctie, varieert van persoon tot persoon. Over het algemeen gaan patiëntes er vrij goed mee om. Het kan echter dat u nadien nog kampt met lichte hinder. Daarom is het beter dat u die dag geen andere afspraken plant. Zoals bij elke andere ingreep kan ook deze punctie verwikkelingen uitlokken, die overigens vrij zeldzaam zijn. Twee mogelijke complicaties zijn bloedingen en een ontsteking. De daaropvolgende herstelperiode is meestal kort.
In het labo zal de klinisch bioloog nagaan welke groeifase elke eicel heeft bereikt en enkel de eicellen behouden die voldoende rijp zijn.
Intussen zal de mannelijke partner een spermastaal produceren. Het staal wordt gereinigd en bewerkt met als doel enkel de meest beweeglijke zaadcellen te behouden. Die worden dan in contact gebracht met de eicellen zodat ze kunnen worden bevrucht.
De embryoloog kan binnen de 18 uur bevestigen of de bevruchting zich heeft voltrokken.
De embryoloog kan binnen de 24 of 72 uur vaststellen of het embryo zich ontwikkelt.
Afhankelijk van het centrum, zal het embryo 2 tot 5 dagen in een cultuurmedium worden gehouden zodat het begint te groeien en zich gaat opdelen in meerdere cellen.
Als de punctie voorbij is, moet de patiënte vaak geneesmiddelen krijgen (orale of vaginale toediening van progesteron) om de baarmoeder voor te bereiden op de terugplaatsing van de embryo's. De embryotransfer gebeurt doorgaans 2 tot 5 dagen na de bevruchting (dit is bij elk centrum anders).
De klinisch bioloog beoordeelt elk embryo In het labo op basis van hun kwaliteit en morfologie volgens welbepaalde criteria.
Het spreekt vanzelf dat een embryo van goede kwaliteit in theorie meer kans heeft om zich verder te ontwikkelen. Toch leiden sommige embryo's die aanvankelijk minderwaardig waren tot een zwangerschap.
Bij uitzondering zal de klinisch bioloog het genetisch materiaal van een embryo voor het terugplaatsen analyseren (PGD: pre-implantatie genetische diagnostiek).
De beste embryo's of het beste embryo worden met een katheter in de baarmoederholte teruggeplaatst.
De terugplaatsing van meerdere embryo's betekent een groter risico op een meervoudige zwangerschap. Aangezien meervoudige zwangerschappen steevast risicovoller zijn, regelt de Belgische wetgeving de transfer van embryo's volgens zeer strikte criteria aangaande de leeftijd van de vrouw, de kwaliteit van de embryo's en het aantal voorafgaande IVF-pogingen.
Het valt op dat vruchtbaarheidscentra steeds vaker de terugplaatsing op de vijfde dag (blastocystefase) uitvoeren. Embryologen kunnen dan gemakkelijker de beste embryo's onderscheiden en selecteren. Niet alle embryo's die het bevruchtingsproces inzetten, groeien uit tot blastocysten. Over het algemeen ontwikkelt 40 tot 50% van de bevruchte embryo's zich tot een blastocyste.
De embryo's van goede kwaliteit die niet zijn teruggeplaatst, kunnen in het laboratorium ingevroren en bewaard worden. Ze kunnen achteraf worden ontdooid en teruggeplaatst tijdens een natuurlijke cyclus. Alleen embryo's van bijzonder goede kwaliteit kunnen de ontdooiing overleven, daarom zal de klinische bioloog enkel de beste behouden. U zal zodoende een verbintenis aangaan met het laboratorium, de zogenaamde 'overeenkomst bij cryopreservatie', die alle voorwaarden voor de bewaring vastlegt. Als de bloedonderzoeken bij aanvang van de IVF-behandeling aantoonden dat één van de partners een besmettelijke ziekte heeft, zal geen enkel embryo worden ingevroren(zodat het risico op besmetting nihil is).
De ingevroren embryo's zullen na ontdooiing tijdens een normale menstruatiecyclus worden teruggeplaatst. De patiënte zal hormonen innemen ( in de vorm van een vaginale capsule of zetpil) om de baarmoeder voor te bereiden op een mogelijke innesteling. U dient echter te beseffen dat niet alle embryo's het ondooiingsproces overleven.
Het is waar dat de kans op succes kleiner is bij een terugplaatsing van ingevroren embryo's dan bij de terugplaatsing van 'verse' embryo's. Het gaat hier niettemin om een extra kans om zwanger te raken waarbij de vrouw minder wordt belast. Cryopreservatie wordt door de ziekteverzekering niet als een aparte IVF-procedure beschouwd. Hoe u als koppel tegen het invriezen en bewaren van embryo's aankijkt, is persoonlijk.
Na twee weken zal een bloedonderzoek aantonen of u al dan niet zwanger bent.